Canalblog
Editer l'article Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
Publicité
Boske y An en America del Sur
20 mars 2008

Peru-Bolivia Titicaca

Hey allemaal!!!!

Momenteel zitten we in Cuzco, Peru en we gaan hier enkele dagen de omgeving verkennen eer we de befaamde Inka Trail aanvatten:  Vier dagen door bergen en jungle trekken in de voetsporen van de Inkas.  We volgen de weg die de Inkas vroeger namen om Machu Pichu te bereiken, langs eeuwenoude ruines en ellenlange Inkatrappen.  Dat belooft! 

Fotos vinden jullie in album Peru  (ook de enkel fotos van ons verblijf in Bolivie aan het Titicacameer)

Ons Altiplano-avontuur begon een kleine week geleden toen we de nacht van donderdag op vrijdag de bus namen van Tacna (Peru, 450m hoogte) naar Puno (Peru, 3850m hoogte).  De rit was alles behalve aangenaam, we werden steeds vaker naar lucht happend wakker en vooral Boske had alle kenmerken van soroche (hoogteziekte):  Misselijk, barstende hoofdpijn, te weinig lucht....   

Vrijdag 14 maart rond zeven uur s ochtends kwamen we aan in Puno waar we een taxi namen naar een klein hostalletje in de buurt.  De altiplano in Bolivie en Peru is de armste en traditioneelste regio van beide landen en we werden tijdens die eerste taxirit door een Peruviaanse stad dan ook vooral geconfronteerd met de armoede, de traditionele klederdracht en de honderden taxi-fietsen die ons aan Indie deden denken.  De altiplano wordt bevolkt door de armste bevolkingsgroep van beide landen, zijnde de Aymara- en Quechua- sprekende Indianen.  Het merendeel kleedt zich nog erg traditioneel:  Overal zie je de typische bolhoedjes, de lange vlechten en de kleurige rokken.  Onze eerste dag op de hoogvlaktes waren we ondanks barstende hoofdpijn en constant luchttekort toch erg actief:  In de voormiddag namen we een bootje op het Titicacameer dat ons naar de Islas Flotantes, of drijvende eilanden, bracht.  Dat is een groep artificiele eilandjes die door de lokale Indianen (vroeger de Uros, nu de Aymaras aangezien de laatste Uro in de jaren 50 van vorige eeuw gestorven is) van riet gemaakt worden en op het Titicacameer drijven.  Op elk eiland is er plaats voor een huis of vier-vijf en de eilandjes worden met koord verankerd in de bodem van het meer (20m diep) om te voorkomen dat ze zouden afdrijven naar de diepere gedeeltes van het meer (diepste punt Titicacameer zou ergens rond de 400m liggen...).  Elke maand wordt er bovenaan nieuw riet bijgesmeten aangezien het eiland onderaan in het water ligt en op die manier dus langzaam wegrot.  Alles op de eilanden is van riet gemaakt:  De bootjes, de huizen, de zitbanken, vindt het maar uit!  Wij liepen wat wankel rond op het zompige riet dat de hele tijd leek weg te zakken onder onze voeten en bekeken de lokale artisanale produkten.  De eilanden zijn toch erg gecommercialiseerd en de bedoeling is natuurlijk dat je je armkoopt aan dekens,hoedjes, miniatuurbootjes etc. 

We namen een bootje terug en genoten weer van het absurde licht op het Titicacameer.  De lucht is heel ijl (vandaar de hoofdpíjn en het tekort aan lucht) op 4000m en zeker boven het meer valt het je op hoe appart het licht is.  Niet alleen zit je precies letterlijk met je hoofd in de wolken, het licht is ook heel mooi en speciaal.  Boske sliep een deel van de terugweg en voelde zich daarna wat beter.  Ik kreeg ondertussen van de lokale bevolking de tip om coca bladeren te kauwen en/of coca thee te drinken.  Zowel in Bolivie als in Peru is coca (het ruwe materiaal, niet te verwarren met de drug cocaine) algemeen aanvaard en ingeburgerd.  Een groot deel van de bevolking kauwt hele dagen cocabladeren dat het een lieve lust is en niemand heeft het gevoel gedrogeerd te zijn.  In Bolivie is president Evo Morales' politieke stokpaardje het verschil tussen beiden duidelijk maken aan de Verenigde Staten ( de grootste afnemer van cocaine waarvan de regering vindt dat coca illegaal is).  Wij passen ons graag aan aan de lokale tradities en hebben bovendien zoveel hoofdpijn dat we tot veel bereid zijn:  We drinken allebei een coca-thee en kopen ook cocabladeren maar ik vind het geheel niet te drinken/eten en heb ook helemaal niet minder hoofdpijn.  Een lokaal gebruik dat ik dus aan me voorbij laat gaan, hoofdpijn of niet!

In de namiddag gingen op een kleine georganiseerde toer naar de Sillustani-graftombes die dateren uit de pre-inka en inka-tijd.  Heel interessante gids die ons veel vertelde over de lokale geloven die dateren van voor introductie katholicisme door de Spanjaarden.  Tegenwoordig bestaat er op de hoogvlaktes een interessante mengeling tussen katholicisme en natuurgodsdiensten (Pachamama= moeder aarde).  Zo bestaat er een kerk in de buurt van Puno waar bovenop de toren geen kruis staat maar een .... penis!!  De fallus staat symbool voor vruchtbaarheid en de kerk was/is voor de lokale bevolking zowel een katholieke kerk als een vruchtbaarheidstempel!  De avond brachten we door met het naaien van enkele spullen die het allemaal op hetzelfde moment begeven hadden, mijn jeans, de rugzak, Boske zijn broekzakken.  Het minder spannende aspect van rondreizen dus (aaaaaaaaaaaaaaah ik vind hier geen dubbele punten en die blijken vrij essentieel te zijn voor mijn tekst!  rotclavier!).


Zaterdag 15 maart namen we om zeven uur s ochtends de bus naar Copacabana, gelegen aan de Boliviaanse kant van het Titicacameer.   De grensovergang was ronduit chaotisch te noemen en bovendien moesten we bij de Boliviaanse grens overstappen op kleine busjes omdat er weer een of ander conflict tussen de Peruvianen en de Bolivianen aan de gang was en die laatsten niet wilden dat Peruviaanse bussen hun land binnenreden.....We begonnen het te snappen, Peru en Bolivie staan zeer ver af van de landen waar we tot nu toe door gereisd hebben.  Mini rammelbusjes, rugzakken op het dak, constant mensen die je iets willen verkopen en geen winkel die die naam waard is te zien.  Enkel kleine kraampjes zonder vaste prijzen waar ze je afzetten waar je bij staat.   We voelen ons terug een beetje gedepaiseerd en moeten weer aan alles wennen, want werkelijk alles is anders dan de voorbije maanden.  Aangekomen in Copacabana bemerken we dat de stad weinig voorstelt, 50.000 inwoners op een kluitje, in armoedige huisjes en straten waarvan het merendeel niet aangelegd is. Het enige wat er letterlijk en figuurlijk boven uitsteekt is de immense kathedraal in mudjedhar-stijl die qua grandeur niet zou misstaan in Granada of Cordoba.  Ook hier weer veel traditionele kleding, veel kleuren, veel chaos.   Voor de kerk staan mensen hun autos met bloemen te versieren opdat de priester de autos in de namiddag zou komen zegenen.  Gezien de manier waarop de mensen hier rijden, kan ik hen alleen maar aanmoedigen en hopen dat het helpt!  We bezoeken een museumje over de geschiedenis van de poncho, wandelen langs Titicacameer en bezoeken de schitterende, spierwitte kathedraal en het bijhorende museum.   Nog altijd moe en slap door de soroche kruipen we vroeg ons bed in in ons bescheiden kamertje met nog bescheidener badkamertje (maar voor 2euro per nacht per kamer kan een mens natuurlijk  niet
klagen).

Zondag 16 maart stonden we rond acht uur op en gingen we ergens ontbijten.  Drie keer per dag op restaurant is voor gringos trouwens voordeliger dan eten kopen aan de straatkraampjes aangezien die laatsten geen vaste prijzen hebben en supermarkten in de altiplano nog niet ingevoerd zijn.  Bij het afrekenen werden onze biljetten niet aanvaard, ze bleken vals te zijn! Een uur later in het internetcafe werden ze wel aanvaard, zoek de logica!  We installeerden ons langs het Titicacameer, wachtend op de volgende boot die ons naar Isla del Sol kon brengen.  Om half twee namen we de boot en een uur later kwamen we aan op een eiland dat echt in de prehistorie is blijven steken.  Geen wegen, geen autos, geen winkels, geen televisies, eigenlijk bijna niets dat bewijst dat ze niet ergens in vorige eeuw zijn blijven steken.  Wat er wel te vinden is, zijn hopen ezels, 1 telefooncabine aan de Noordkant van het eiland, veel ruines daterend uit Inkatijdperk, veel goedkope herbergen en veel trappen, oh zo veel trappen!  We komen aan aan de Zuidkant van het eiland en kruipen gedurende een dik uur via de Escalera del Inca (trap daterend uit Inka-tijdperk) naar de bovenste richel van het eiland vanwaar we zicht hebben op de twee zijdes van het eiland en dus aan beide zijden het Titicacameer zien met daarachter de Cordillera Real. We vinden op diezelfde richel een herberg met het schitterendste zicht ooit en brengen de rest van de dag door met door ons raam kijken. 

Maandag 17 maart vinden we dat we ons lang genoeg hebben kunnen aanpassen aan de hoogte en besluiten we een wandeling naar de andere kant van het eiland te maken.  Drie uur lang wandelen we bovenop het eiland met aan  beide kanten zicht op het Titicacameer zo ver we kunnen kijken. Ongeloofelijk mooi!  Daarna komen we aan bij de Chincana ruines, een immens labyrinth van kleine gangetjes daterend uit het Inka-tijdperk waarvan het nut ons vandaag de dag nog steeds ontgaat.  Erg indrukwekkend in elk geval.  Daarna wandelden we drie uur terug, deze keer langs de bewoonde kant van het eiland waar we ons een weg baanden doorheen kleine dorpjes, veel ezels, veel bedelende kinderen en straten vol uitwerpselen.  Prehistorisch? Vooral heel arm dus!  Maar iedereen heeft zijn lapje grond en de mensen leven hier al eeuwen zo, wat het geheel natuurlijk niet minder erg maakt maar wel wat minder schrijnend dan, bijvoorbeeld, de sloppenwijken.  Boven het dorpje stak een immense luidspreker uit die muziek verschafte voor het volledige dorp en de daarrond liggende velden.  Absurd.  Overal werkende kinderen, ze houden de kraampjes open, verkopen rommel, bedienen je en rekenen af in restaurants (want ze zijn vaak de enige die kunnen lezen en rekenen).  Rond een uur of vier komen we terug aan in onze herberg.  Tevreden maar toch erg moe want 6u wandelen op  4000m hoogte dat voelt een mens toch wel.  Bovendien blijk ik een lichte zonnesteek te hebben ondanks veelvuldig smeren van factor 60 en het constant dragen van een hoedje. Ik breng de rest van de avond in mijn bed door terwijl Boske nog ergens eten gaat halen.

Dinsdag 18 maart word ik rond zeven uur naar lucht happend wakker.  Hmmm, toch nog niet helemaal gewend dus!  We hebben rond 16u s middags een bootje terug en in de tussentijd staat er niets op het programma.  We lezen een hele tijd, Boske leert Spaans in de cursus die hij in Bariloche vond en ik schrijf hele tijd in mijn reisdagboek.   We wandelen nog wat rond en dan is de boot er al die ons terug naar het vasteland brengt.  In Copacabana checken we even internet en trakteren we ons s avonds op een geweldige kaasfondue voor twee personen (9euro voor de twee samen, wat heel duur is naar Boliviaanse normen) en babbelen hele tijd met Frans-Zwitsers koppel.

Woensdag 19 maart vertrekken we rond 13u met de bus naar Cuzco.  Samengevat betekent dat... een half uur in een prive auto (ze hadden hun busjes overboekt en we konden er niet meer bij), anderhalf uur aan de grens doorbrengen, twee uur in een bus naar Puno, zeven uur in een andere bus naar Cuzco. Die laatste bus was geen toeristische bus, ondanks het feit dat we daarvoor betaald hadden en er was geen toilet en er stond gedurende zeven uur dezelfde loeiharde, oh zo slechte, lokale tjingeltjangelpop op.  Rond middernacht (een uur vertraging) kwamen we dus aan in Cuzco waar we een bed in een slaapzaal boekten met tien andere mensen maar toch dolgelukkig waren aangezien de matrassen geweldig waren en er -oh hemel- DONSDEKENS waren.  Haaaaaaa, geweldig toch wat een mens na vier maanden als luxe gaat beschouwen!  (Er is zelfs constant warm water!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!)

Tussentijds bedrag voor verzamelactie traveller not tourist>  430euro!!!   We hopen dat dat zo blijft voort evolueren, alle hulp is welkom!!!!!!!


Bonjour tout le monde,

on est a present a Cusco, capitale de l'empire Inca, a 3600m de hauteur. On va decouvrir la region pendant quelques jours avant de se lancer sur le chemin de l'Inca. 4 jours de marche dans la jungle, la montagne, entre des ruines Inca et sur des escaliers interminable. Ca promet! En attendant cela vous pouvez deja lire le recit du debut de notre aventure dans l'altiplano qui commencait jeudi passe quand on prenait le bus de nuit de Tacna (450m de hauteur) a Puno (3850m, au bord du lac Titicaca). Une tres mauvaise nuit ou on se reveille regulierement en essayant de respirer et ou le mal de tete s'installe. Vive le Soroche (mal de montagne)!

Les photos de ce recit se trouvent dans l'album Peru

Vendredi 14 mars notre bus arrive a Puno vers 7h du mat et en prenant le taxi vers notre auberge on se rend surtout compte
de la pauvrete. L'altiplano c'est la region la plus pauvre du Perou (la meme chose vaut pour la Bolivie) et aussi la plus traditionelle. On voit pleins de madames avec des chapeaux en boule, des longues jupes pleines de couleurs et des tresses jusqu'au derriere. On decouvre aussi le taxi de pauvres, un velo avec places pour deux a l'arriere. Ca fait tres fort penser aux pousse-pousse asiatique.  Malgre le mal de tete et les problemes respiratoires notre premiere journee en hauteur s'averera tres productive. Le matin on prend un bateau vers les Iles flottantes des Uros. Premier contact avec le lac Titicaca, c'est superbe et on a l'impression de pouvoir toucher les nuages. En arrivant sur les iles flottantes on decouvre que c'est tres touristique mais tres joli quand meme. En fait les derniers Uros (population originale des iles) sont morts dans les annees 50 et les Aymaras ont alors etes s'installer la en y voyant l'aspect financier a gagner. Il y a une quarantaine d'iles avec sur chacune de 5 a 10 cases et les rentrees principales proviennent du tourisme vu qu'on encourage tres fort les touristes a acheter des produits artisanaux pour soutenir la communaute locale. Mais a part l'aspect touristique c'est tres joli. Les iles sont constituees d'une couche de roseaux
qui pourri en dessous et donc il faut rajouter une couche chaque mois. Elles sont accroches au fond du lac, qui ici ne fait que 20m de profondeur, pour eviter qu'elles s'en aillent dans les parties plus profondes (400m au plus). Sur l'ile aussi tout est construit en roseaux, les cases, les chaises, les tables, les lits (nonodidju, les double points sont introuvables sur ce clavier et les accents que j'avais decouvert l'autre fois ont disparus aussi...). On se promene un peu en sentant nos pieds qui s'enfoncent a chaque pas et ensuite on retourne sur la terre ferme. L'apres-midi on fait une autre excursion organisee vers les tombes de Silustani qui datent de l'epoque pre-inca et inca. Notre guide est tres interessant et il nous apprend plein a propos des coutumes locales et il explique comme la religion catholique, en essayant de s'imposer ici, s'est tres fort melangee avec les religions locales qui sont axees autour de la nature. Comme ca il y a une eglise dans le coin ou au lieu d'une croix c'est un penis qui est en haut de la tour (on se demande si le vatican approuve). Apres cette visite tres interessant on retourne a notre objet ou une soiree couture nous attend. Apres 4 mois de voyage, le pantalon de An est dechire, mes poches aussi et meme le sac a dos a subi une petite ouverture.

Samedi 15 mars on prend le bus a une heure tout a fait ridicule (7h du mat) vers Copacabana en Bolivie. Cette ville se trouve au bord du lac du cote Bolivien et les principales attractions touristiques sont la cathedrale en style Mudjedar et les Iles du Soleil et de la Lune. Le passage de frontiere est tres chaotique et en plus le bus Peruvien ne peut pas entrer en Bolivie, a cause de l'un ou l'autre conflit, donc on doit prendre des mini camionettes de la frontiere jusqu'a la ville tout en priant que nos sacs ne tombent pas du toit. On commence de mieux en mieux a comprendre que le Perou et la Bolivie sont tres differents de ce qu'on a vu jusqu'a maintenant. La pauvrete est partout, tout le monde essaie de nous vendre quelquechose, pas un seul magasin, que des echopes au bord de la route... Arrive a Copacabana on se rend compte que a part la superbe cathedrale qui pourrait parfaitement se trouver en Andalousie, il n'y a pas grand chose dans cette ville de 50.000 habitants. On passe l'apres-midi a visiter le musee du poncho, se promener le long du lac et faire le tour de la cathedrale et son musee. On remaque aussi les masses de voitures decorees qui attendent de se faire benir par le curee. Vue le style de conduite local on espere que ca marche... Le soir on va dormir tot vu qu'on a toujours mal de tete. Notre lit ne merite pas ce nom et la salle de bain non plus, mais pour 2euro par personne on ne peut pas se plaindre...

Dimanche 16 mars on se leve a 8h et on va dejeuner. En voulant payer on apprend que quelques uns de nos billets sont faux. Une heure plus tard, au cyber-cafe, ces memes billets etaient acceptes... On decouvre aussi que pour les gringos c'est moins cher de manger trois fois par jour au resto car la les prix sont notes et donc fixes. Comme il n'y a pas de supermarches la seule autre option c'est d'acheter a manger dans les echopes, mais la le prix gringos est applique a tout les coups. On s'installe a une terasse au bord du lac en attendant le prochain bateau vers Isla del Sol. En arrivant la on decouvre une Ile qui n'a quasi pas evoluee depuis 100ans. Pas de routes, pas de voitures, pas de television, plus d'anes que d'humains, une cabine telephonique au nord de l'ile et une radio dont les haut parleurs gueulent du haut de la colline pour tout le village. Aussi tous les enfants travaillent des que l'ecole est finie. Guider les gringos vers les auberges et porter leurs sacs pour les garcons. Alors que les filles tiennent le petit magasin familial ou supplient les gringos de prendre des photos pour leur demander de l'argent apres. C'est aussi les enfants qui nous servent dans le resto et eux qui font l'addition. Probablement qu'ils sont les seuls a savoir calculer. Notre bateau accoste au sud de l'ile et on se met a monter un escalier interminable (l'Escalera del Inca) pour arriver au sommet de la colline. Ca nous donne une vue superbe sur l'etendue du lac Titicaca du cote Peruvien, et les montagnes de la Cordillera Real derriere le lac du cote Bolivien. Absolument superbe! C'est la aussi qu'on se trouve une auberge avec vue superbe sur le cote Peruvien. On passe d'ailleurs le restant de l'apres-midi a admirer cette vue.

Lundi 17 mars on se leve de bonne heure. On se dit qu'apres 3 jours a cette hauteur on y est habitue et qu'il est temps de se bouger un peu. On fait donc une promenade vers le nord de l'ile. 3 heures sur les cretes, question d'avoir en permanence des vues a couper le souffle (ce dont la hauteur se chargeait deja assez). On arrive enfin aux ruines de Chincana qui sont en fait un labyrinthe construit par les incas et dont le but n'est toujours pas connu. C'est a cet endroit-ci que le soleil est ne d'apres les Incas et c'est aussi ici que la civilisation Inca est nee. On voit aussi le rocher Titi'Kharka qui est suppose avoir la forme d'un puma, on ne le voir pas. Parcontre le labyrinthe est impressionant par sa taille. Ensuite on retourne vers le sud de l'ile, en passant par les villages cette fois. On est encore frappe par la pauvrete. Toujours pas de routes, parcontre les chemins sont pleins de merde d'ane. Ca a l'air tellement pauvre, mais les gens vivent comme ca depuis 100 ans, a cultiver leur petit bout de terre. C'est donc moins triste que les bidonvilles par exemple. Apres 6h de marche on arrive enfin a notre auberge. Content d'y etre, car a 4000m de hauteur c'est quand-meme nettement plus fatiguant. En plus An a un coup de soleil, malgre s'etre enduits nombreuses fois de creme solaire facteur 60. Elle passe donc la fin de la journee dans son lit (avec la superbe vue) pendant que moi je vais nous acheter quelquechose a manger.

Mardi 18 mars notre bateau retourne a Copacabana a 15h30. On a rien au programme pour le reste donc on s'installe pour lire un peu, j'etudie encore un peu le cours d'espagnol que j'avais trouve a Bariloche, on se promene un tout petit peu. Le soir on s'offre une delicieuse fondue au fromage, tres chere aux normes Boliviennes, mais finalement 10 euros pour les deux c'est ridicule comme prix pour quelquechose d'aussi bon. A cote de nous un couple franco-suisse avec qui on discute toute la soiree.

Mercredi 19 mars notre trajet vers Cusco commence. Je dit trajet, parce que malgre avoir paye pour un bus "Turistico" on commence par 1/2h en voiture jusqu'a la frontiere, 10 min pour passer les douanes (temps record!!!), 50 min a attendre on ne sait pas quoi, 2h30 de bus turistico vers Puno, 30 minutes de chaos pour changer de bus et 8h dans un bus sans toilette (inutile de mentionner que nos intestins n'ettaient pas encore tout a fait habitues a la nouriture locale), parcontre avec "Musica Ambiental" (ils sont fiers de dire qu'ils vont te tuer les oreilles avec de la musique de merde pendant 8h), une lueur d'espoir lorsqu'un film commence sur les petites televisions, l'espoir se dissipe lorsqu'apres 1/2 de film les plombs du bus sautent, re-musica ambiental, une envie soudaine de sauter par la fenetre si cette chanteuse n'arrete pas d'egorger son chat. Enfin, on arrive quand meme a minuit, avec seulement une heure de retard, et on prend un taxi vers Loki Backpackers Hostel, ou on decouvre des matelats fantastiques. C'est fou ce qu'on considere comme luxueux apres 4 mois de voyage. En plus il y a de l'eau chaude en permanence!!! (Allez en Bolivie quelques jours et vous comprendrez pourquoi on est enthousiastes).

Montant provisoire pour l'action recolte Traveller Not Tourist 430euro. Continuez comme ca!!! Merci a ceux qui ont deja donne...


Publicité
Commentaires
Boske y An en America del Sur
Publicité
Derniers commentaires
Publicité